Handleiding PACIFIC
WELKOM ...
... in het land der stille stuurautomaten!
Uw leven aan boord zal nu veranderen. Het zal voor u een aangename verrassing zijn te zien waartoe een windvaanstuurinrichting tegenwoordig in staat is.
Als u aan de nieuwe situatie als gast op uw eigen schip gewend bent, en als u geconstateerd heeft, dat u zèlf gedurende langere tijd nooit zo exact kunt sturen, dan heeft u ineens veel meer tijd voor andere dingen. Uw leven aan boord wordt veel rustiger, de tijd op zee veel meer ontspannen. U kunt nu aan zeiltochten denken die vroeger onmogelijk geweest zouden zijn.
Wij van WINDPILOT hebben de ogen open gehouden, al meer dan 30 jaar hebben wij onze systemen verder ontwikkeld en verfijnd. Onze ervaring is in uw voordeel, niets is onbeproefd gebleven om het systeem te vervolmaken.
KISS (keep it simple + stupid), dat hebben wij gedaan, dat is WINDPILOT. Dat handboeken niet leuk zijn, weten wij ook, maar veel problemen kunnen voorkomen worden. Daarom is het verstandig deze handleiding te bestuderen en aan boord te bewaren.
Dus, lees gewoon verder!
Enkele criteria voor de goede werking van uw WINDPILOT zijn:
Zeiltrim en masttrim: een slechte trim maakt uw schip loefgierig, de druk op het roer neemt toe en uw schip zeilt op de handrem. Een goed getrimd schip zeilt meer rechtop, zonder druk op het roer en daardoor sneller. Probeert u het, u heeft nu toch tijd genoeg.
Zwaar weer: er zijn omstandigheden van windkracht en zeegang, die de WINDPILOT niet aankan, b.v. als brekers gepareerd moeten worden. Een WINDPILOT heeft geen ogen!
Montage van de WINDPILOT: let erop dat hij volgens de instructies gemonteerd is, goed bediend wordt en wees bereid hem het noodzakelijke onderhoud te geven.
...Neem contact met ons op, liefst vanaf het begin! Als u er zeker van wilt zijn dat u bij de montage en met de stuurlijnen (bij PACIFIC en PACIFIC LIGHT) geen fouten heeft gemaakt, stuurt u ons dan wat fotos van de WINDPILOT in bedrijfsklare toestand. Fotos spreken een duidelijke taal en maken het voor ons gemakkelijker u te helpen.
Wij beloven u onbezorgde dagen op zee, tenminste wat betreft het sturen
Peter Förthmann
1.1 Gereedschap
1.2 Montage Opties
1.3 Waar u op moet letten vóór de montage
1.4 Montage: korte instructie
1.5 Montage: uitgebreide instructie
1.6 De Stuurlijnen
1.7 Pendulumblad
1.8 Windpilot en autopilot
2.1 Zeilinstructie in het kort
2.2 Zeilinstructie uitgebreid
3.0 ATTENTIE, ATTENTIE, ATTENTIE
4.1 Lagers
4.2 Reiniging
4.3 Overbrenging conisch tandwiel
4.4 Drijfstang
4.5 Wormwiel
4.6Gietdelen, pijpdelen
4.7 Lanoline
4.8 Antifouling roerblad
4.9 Windvaan
4.10Windvaan telltales
5.1 Systeem stuurt naar verkeerde kant
5.2 Systeem werkt onvoldoende
5.3 Systeem loopt te zwaar
5.4 Drijfstang verbogen
5.5 Windvaanschacht los
5.6 Trillingen in het roerblad
1.1 GEREEDSCHAP
Duimstok
Potlood
Inbussleutels 2,5 , 5, 6, 8 en 10 mm (meegeleverd)
Boor 9 en 10,5 mm
Ringsteeksleutels 10, 17, 19 mm
Sikaflex
Kunststofhamer
Boormachine
1.2 MONTAGE OPTIES
MF 0 = Instelbare bevestigingssteunen, standaard voor licht hellende spiegels
MF 1 = Idem met verlenging voor bijzondere spiegels
ML 2 = Idem met verlenging voor extreem hellende spiegels
ML 3 = Idem met verlenging voor kleine scoop spiegels
ML 4 = Idem met verlenging voor extreme scoop spiegels
ML 5 = Idem voor spiegels met aangehangen roer
CB = Dwarsstang voor stuurlijnenoverbrenging bij extreme spiegels
WC = Stuurwieladapter voor schepen met stuurwiel
AP = Steun voor autopilot
1.3 AANDACHTSPUNTEN VOOR BEGIN MONTAGE
1.3.1 IN ELKAAR ZETTEN VAN HET SYSTEEM NA LEVERING
De Pacific is in de fabriek voorgemonteerd.
Windvaankop nr. 130 op windvaanbuis nr. 141 zetten en met inbussleutel (5mm) zo vastzetten, dat de schroef in het voorgeboorde gat van de windvaanschacht valt en deze fixeert.
Drijfstang nr. 150 van beneden door de ring nr.152 steken.
Van boven ring nr. 153 en moer nr.154 opzetten en voorlopig vastdraaien.
Dan moer 154 weer iets losdraaien (1/8 slag).
De windvaankop nr. 130 kan nu bij koersveranderingen vrij op de drijfstang nr. 150 draaien.
MF 0 wordt vanaf de fabriek compleet geleverd
MF 1-5 worden in de fabriek voor één helft gemonteerd, de rest in spiegelbeeld monteren.
1.3.2 JUISTE PLAATS VOOR DE MONTAGE
In het midden van de spiegel, ca. 10cm onder dekhoogte.
Montage buiten het midden is mogelijk (max. 10cm) maar niet ideaal.
Zwemtrappen in het midden moeten naar bakboordzijde verplaatst worden. Op stuurboordzijde alleen beperkt mogelijk, omdat bij ophijsen van het pendulum de pendulumarm nr.300 vlak achter de spiegel naar beneden draait (controleren).
Ons advies: eerst PACIFIC monteren, dan de zwemtrap.
Breng vóór de montage aan alle delen een veiligheidslijn aan!
Klemmen nr. 860 met tape aan de bevestigingssteun borgen.
Bevestigingsbouten met Lanoline/Duralac insmeren.
Waterpas gebruiken? Nee, geen schip ligt verticaal. Op het oog is beter.
1.3.3 VUILE WIND EN WINDVAAN
In een aantal gevallen ondervindt de windvaanstuurinrichting hinder van verstoorde, ofwel vuile wind.
GEEN PROBLEEM
Vuile wind van de sprayhood, omdat de afstand van sprayhood naar de spiegel groot genoeg is.
Vuile wind door de davits, als de bijboot aan dek ligt
Vuile wind door de opbouw van het schip
Vuile wind van het grootzeil bij een sloep/kottertuig
Vuile wind door personen in kuip
WEL EEN PROBLEEM
Vuile wind van het bezaanzeil
Vuile wind door een BB-motor aan de preek-/hekstoel
Vuile wind door stootwillen/reddingsvlot aan de preekstoel
Vuile wind door een bijboot in de davits.
1.3.4 POSITIE PENDULUM VLAK ACHTER HET HOOFDROER
geen probleem, aangezien het pendulum hydro-dynamisch werkt
het pendulum werkt met een laterale uitslag
turbulenties van het hoofdroer zijn niet van invloed op de werking van het pendulum.
1.3.5 MONTAGE OP DE WAL / IN HET WATER
Beide mogelijk, alle boorgaten bevinden zich boven water.
De hoogte t.o.v. de waterlijn is in het water gemakkelijker/beter te bepalen.
1.4 MONTAGE : KORTE INSTRUCTIE
1.4.1 De vijf criteria
Montagehoogte: Bevestigingsbout nr. 435 van het pendulumblad nr.440 ca. 5-10cm boven water (statische waterlijn)
Bij positieve, traditionele spiegels: de ringmoer nr.345 van de pendulumarm nr. 330 moet bij het ophijsen vrij van de bovenkant spiegel/preekstoel blijven. En de ringmoer mag tijdens of na het ophijsen niet tegen de spiegel stoten.
Bij negatieve/ scoopspiegels: moet de pendulumschacht nr. 420 vrij van de onderste/achterste kant van de spiegel blijven.
Bevestigingssteun nr. 800/810 eerst met één bout compleet bevestigen en dan uitlijnen. De andere gaten merken, voorboren en dan compleet monteren.
De ideale positie van de windvaanschacht nr. 140 is verticaal!
1.5 MONTAGE : UITGEBREIDE INSTRUCTIE
Op de vijf criteria letten!
1.5.1 HOOGTE BOVEN WATERLIJN
De roerschacht is zo vervaardigd, dat de lengte correct is voor uw schip.
De dynamische waterlijn moet boven het roerblad liggen.
Bij de statische waterlijn, bij stilliggen, komt het pendulum enigszins boven water.
Ideale aanbouwhoogte: bout nr. 435 ca. 5-10cm boven de statische waterlijn.
1.5.2 MONTAGE TYPES BEVESTIGINGSSTEUN (MF)
1.5.2.1 MONTAGE MF 0 = STANDAARDSTEUN
- MF 0 IS GESCHIKT VOOR normale positieve/negatieve spiegels van ca.<-20° tot <+10° spiegelhelling en voor kanohek.
MONTAGEVOLGORDE
Bevestigingssteun overeenkomstig aanbouwhoogte aan de spiegel monteren.
Met een hamer/met de hand de vier klemmen nr.860 tegen de spiegel slaan.
Eerst één gat boren, voorboren met 9mm, dan boren met 10,5mm.
Steun met één bout vastzetten.
Steun centreren (horizontaal).
Drie gaten door klemmen nr. 860 voorboren (9mm).
Steun weghalen.
Alle gaten boren (10,5mm).
Elk gat afdichten met SIKAFLEX.
De kunststof 60mm PE-schijven op de SIKAFLEX-afdichting zetten.
Bevestigingssteun met vier bouten aanbrengen.
Binnen sluitringen opzetten en moeren en contramoeren aantrekken.
Volgorde: bout, ring r.v.s, ring kunststof, klem, 60mm kunststofschijf, Sikaflex, spiegel, ring r.v.s., moer, moer.
1.5.2.2 MONTAGE MF 1 en MF 2 VERLENGSTUKKEN
- MF 1 IS GESCHIKT VOOR
meer extreme spiegels van ca. <-40° tot <+25° spiegelhelling, extreem korte spiegels met een zwemplatform.
- MF 2 IS GESCHIKT VOOR
extreme spiegels van ca, <-40° tot <+25° spiegelhelling en normale kleine spiegels met een zwemplatform.
MONTAGEVOLGORDE
Deze bevestigingssteunen worden op het verticale (+/-)vlak van de spiegel gemonteerd.
Op de vijf criteria letten.
Beide verlengstukken nr. 820 /825 en 830/835 hebben gleuven, waardoor het systeem horizontaal naar voren-achteren verschoven kan worden. Het rechte vlak van het verlengstuk moet horizontaal van het schip naar achteren wijzen.
De arm van het pendulum nr. 300 moet vlak achter de spiegel draaien (3-5cm is voldoende), hij is dan in opgehesen positie beschermd, omdat hij zich boven, en niet achter het schip bevindt. Dit wordt veroorzaakt door de helling van 10° van de pendulumschacht nr. 420.
Ideale positie: In opgehesen positie zo dicht mogelijk achter de spiegel, voor de beste bescherming.
DWARSSTANG CB monteren, als de hoek van de stuurlijnen groter is dan 30º(zie Stuurlijnen 1.6).
1.5.2.3 MONTAGE MF 3 en MF 4 VERLENGSTUKKEN
- MF 3 IS GESCHIKT VOOR
Schepen met een groot zwemplatform, hoogte boven wl ca. 50cm.
- MF 4 IS GESCHIKT VOOR
Schepen met een groot zwemplatform, hoogte boven wl <50cm.
MONTAGEVOLGORDE
Deze bevestigingssteunen worden op de bodem van de scoop gemonteerd.
IDEALE POSITIE: zie nrs. 1 + 3 + 5 van de vijf criteria!
Beide verlengstukken nr. 840 en nr. 845 hebben gleuven, waardoor het systeem verticaal naar boven en beneden verschoven kan worden. Het rechte vlak van het verlengstuk moet verticaal t.o.v. het schip naar boven wijzen.
De arm van het pendulum moet vlak achterde spiegel draaien, hij is dan in opgehesen positie beschermd, omdat hij zich boven, en niet achter het schip bevindt. Dit wordt veroorzaakt door de helling van 10° van de schacht van het pendulum nr. 420.
ATTENTIE: ook als het systeem reeds gemonteerd is , kan later de positie van het pendulum ten opzichte van de spiegel nog veranderd worden: de bouten nr. 801/811 in de zijgedeeltes van de steun nr. 840/845 losmaken en de bout nr. 805, die het middengedeelte van de steun nr. 800 vasthoudt. Verandering van het verlengstuk naar voren-achteren is nu mogelijk. Hierna alles weer vastdraaien.
DWARSSTANG CB NR. 880 monteren, zie :Stuurlijnen.1,6.
1.5.2.4 MONTAGE MF5 VERLENGSTUKKEN
- Mf 5 GESCHIKT VOOR
Schepen met aangehangen roer, Colin-Archer, etc
MONTAGEVOLGORDE
Eerst het bovenste paar armen nr. 850 met zijstukken nr. 820 en klemmen
nr. 860 zo aan de spiegel bevestigen, dat het hoofdroer correct kan bewegen, evt. wijder/nauwer afstellen.
Op de vijf criteria letten
De kop van het roer moet vrij kunnen bewegen, ook bij ophijsen.
Daarna het onderste paar armen nr. 850 met of zonder verlengstuk monteren.
IDEALE POSITIE: alle vier armen in horizontale positie.
Voor het centreren van het systeem: bouten nr. 801/805 losmaken.
Dwarsstang CB nr. 880 monteren, als de hoek van de stuurlijnen groter dan 30º is, zie: Stuurlijnen, 1,6.
ATTENTIE
Draai moeren en bouten stevig vast; controleer ze regelmatig.
Als de verbinding los gaat, kunt u het gehele systeem verliezen.
Breng voor de zekerheid een borglijn aan.
1.5.3 VERSTERKING VAN DE SPIEGEL NOODZAKELIJK?
Nee, de op de spiegel werkende krachten zijn verhoudingsgewijs klein, maximaal
de trekkracht aan de helmstok plus het gewicht van het systeem.
Bij schepen van staal, aluminium, hout en kunststof (massief laminaat) aan de
binnenkant de meegeleverde ringen aanbrengen.
Bij sandwichbouw van binnenuit de schuimkern verwijderen en door hout vervangen. Dit houtgedeelte moet met kit aangebracht worden (lastverdeling).
Als aan de binnenkant toch staal-, r.v.s.- of aluminiumplaten ter versterking aangebracht worden, moeten deze voor de gelijkmatige lastverdeling ingekit worden.
1.5.4 SCHEEF GEMONTEERD?
Geen probleem: bevestigingsbouten losmaken en klemmen nr. 860 op de zijkanten
van de bevestigingssteun nr. 810 verschuiven (rubber of kunststof hamer gebruiken ).
1.5.5 TE WEINIG RUIMTE VOOR MF 0?
In de breedte: systeem kan ev. tot 10cm buiten het midden gemonteerd worden.
In de hoogte: klemmen nr. 860 kunnen op de zijkant van de steun nr.810 verschoven worden. Minimale afstand tussen de klemmen verticaal : 8cm.
1.5.6 IDEALE POSITIE WINDVAANSCHACHT VERTICAAL.
Systeem met pendulumas nr. 340 naar voren in de bevestigingssteun schuiven, bout nr. 805 aandraaien.
IDEALE POSITIE: windvaanschacht nr.140 verticaal! Evt. zijdelingse 4 bouten
nr.801 en 2 bouten nr.805 losmaken en middengedeelte van steun nr. 800 in de
juiste stand brengen.
De pendulumschacht nr. 300 moet nu in een hoek van 10° naar achteren staan.
1.5.7 AFSTANDSBEDIENING
De meegeleverde dunne rode lijn door de spleet in windvaanschacht nr. 250 steken
en om het rode kartelwiel nr. 270 leggen.
Beide einden van de lijn vastknopen en de lijn met het elastiekkoord in de kuip vastbinden.
BEDIENING: Met elke hand een einde van de lijn vasthouden en met enige kracht in één richting trekken.
1.5.8 SYSTEEM UITLIJNEN
1.5.8.1 WINDVAANSCHACHT NR.140 VERTICAAL
Correctie zijaanzicht: bouten nr. 801/805 losmaken.
Correctie achteraanzicht: bout nr.251 losmaken.
Positie windvaanschacht corrigeren: bout 801/805 vasttrekken.
Als dit niet voldoende is, zie: Scheef gemonteerd, 1.5.4.
1.5.8.2 OPHIJSEN PENDULUM
Rode lijn aan ringmoer nr. bevestigen en aan de preekstoel bevestigen.
Na het ophijsen rode lijn één keer rond windvaanschacht nr.140 en roerschacht nr. 400 leggen en aan de preekstoel bevestigen.
1.6 STUURLIJNEN
1.6.1 ALGEMENE OPMERKINGEN
Alleen als de krachtoverbrenging van het pendulum naar het hoofdroer perfect is kunt u van de PACIFIC goede stuurresultaten verwachten.
De PACIFIC trekt, afhankelijk van de instelling van de variabele overbrenging, ca.
20-25cm aan de stuurlijnen. Hierin lijkt de PACIFIC op de systemen van andere bekende fabrikanten (Aries, Monitor).
Elke verslechtering van de krachtoverbrenging door loos, rek, speling of zwaar draaien van het lager van het hoofdroer heeft direct invloed op de kwaliteit van de stuurresultaten. Als u hier fouten maakt zal het systeem uw schip minder goed kunnen sturen. Alle pendulumsystemen die volgens hetzelfde principe werken (kegelwiel-overbrenging met een overbrengingsverhouding van1:2) volgen een identieke werkwijze (Aries, Monitor en Fleming). De (werk)omstandigheden op elk schip zijn evenwel altijd verschillend!
1.6.2 PRINCIPE
Lijnenverbinding zo kort mogelijk houden.
Klein aantal geleideblokken.
Rekvrije lijnen.
Acceptabele hoeken van de lijnen van het systeem naar de spiegel(van boven gezien, max. 30º).
Controleer de spanning van de stuurlijnen
Goede overbrenging van pendulum naar hoofdroer.
Lichtlopend hoofdroer.
Eventueel lichtlopend stuurwielsysteem zonder speling.
1.6.3 VEREISTEN WINDPILOTSYSTEEM
De ringmoer nr. 345 van de pendulumarm bevindt zich op dekhoogte.
De stuurlijnen zijn daardoor zo kort mogelijk.
Het aantal blokken is gering.
Het systeem heeft geen interne blokken.
Het pendulum steekt diep genoeg in het water.
De kegelwieloverbrenging garandeert automatische gierdemping.
Het systeem werkt gevoelig bij lichte wind en krachtig bij sterke wind.
ATTENTIE!
Zorg voor een correcte stuurlijnenverbinding naar het hoofdroer! Alleen dan kan het systeem goed werken.
1.6.4 DWARSSTANG
Deze wordt gemonteerd als de hoek van de stuurlijnen naar de spiegel te groot wordt (>30°). Vooral bij grotere schepen (vanaf ca. 38 ft.) is de volledige treklengte van de lijnen noodzakelijk.
Bij MF 0 + 1 + 2 + 5 is de dwarsstang een optie.
Bij MF 3 + 4 is de dwarsstang standaard.
De twee achterste blokken worden nu aan de twee einden van de dwarsstang nr. 880 gemonteerd.
1.6.5 BREEKVEILIGHEID STUURLIJNEN
Twee blokken alleen met lijntjes (b.v. 3mm vlaggenlijn) aan preekstoel/reling
bevestigen.
Deze lijntjes breken als om welke reden dan ook de stuurlijnen overbelast raken.
1.6.6 STUURLIJNEN SPLITSEN?
Nee, alleen met knopen bevestigen. Door zo nu en dan de knopen op andere plaatsen te leggen gaan de stuurlijnen langer mee.
1.6.7 STUURLIJNEN EN DE HELMSTOK
1.6.7.1 POSITIE AANGRIJPINGSPUNT HELMSTOK
Het helmstokbeslag nr. 010 moet op ca. 65% van de lengte van de helmstok, van achteren gemeten, gemonteerd worden. Voorbeeld: helmstoklengte 100cm, positie beslag 65cm van achteren gemeten.
Aangrijpingspunt meer naar voren: grotere kracht maar kleinere hoek.
Aangrijpingspunt meer naar achteren: kleinere kracht maar grotere hoek.
N.B.: u kunt nooit meer kracht en meer treklengte tegelijk bereiken.
Het systeem van een pendulumsysteem met automatische gierdemping (PACIFIC) houdt in, dat de gemiddelde treklengte bij het hoofdroer tussen 20 en 25 cm is. (nogmaals: Aries en Monitor zijn wat dit betreft bijna identiek).
1.6.7.2 POSITIE RINGMOER OP PENDULUMARM
Ring naar boven= grotere treklengte, minder kracht.
Ring naar beneden= kleinere treklengte, meer kracht.
Zie hoofdstuk: Ideale instellingen, 2.7.1.
1.6.7.3 GELEIDEBLOKKEN
Twee blokken zover mogelijk achter/buiten de preekstoel monteren
Twee blokken op de kuiprand iets achter het helmstokbeslag monteren.
Lijn aan ringmoer nr.345 bevestigen en via de blokken naar de helmstok leiden
Ketting ter hoogte van het aangrijpingsstuk op de helmstok aanbrengen.
1.6.7.4 SPANNING
De stuurlijnen moeten niet te slap en niet te strak staan, in beide gevallen vermindert de werking.
De ideale spanning wordt bereikt door het leggen van de ketting in het aangrijpingsbeslag op de helmstok.
IDEALE SPANNING: geen speling, niet te los, niet te strak
1.6.7.5 HELMSTOK: KETTING CENTREREN
De koppeling van het systeem met de helmstok kan aan beide zijden gecorrigeerd worden, door een andere schakel van de ketting in het helmstokbeslag te leggen.
Montagevolgorde: stuurlijn / sluiting / ketting / 2 karabijnhaken / stuurlijn.
1.6.8 STUURLIJNEN EN HET STUURWIEL
1.6.8.1 MONTAGE STUURWIELADAPTER
Wieladapter eerst aan één spaak monteren.
Centreer de adapter en monteer dan nog twee bevestigingsringen aan het wiel.
Plastic montagebeveiliging verwijderen. De adapter moet vrij van de spaken kunnen draaien.
Van het bevestigingspunt van de lijnen op de adapter moeten alle lijnen 1,5 keer om de adapter gelegd worden (wrijving / lastverdeling), voordat zij met de van de zijkant/achteren komende stuurlijnen verbonden worden (met karabijnhaken).
1.6.8.2 STUURLIJNEN
Beide lijnen gaan van de ringmoer nr. 345 eerst elk naar de hoeken van de preekstoel.
Daarna wordt één van de twee lijnen bij de spiegel naar de tegenovergestelde kant van het schip gebracht.
Beide lijnen worden samen aan één kant van het schip naar voren gebracht, tot op de hoogte van het stuurwiel,
en dan via een dubbel blok naar de stuurkolom.
Zo blijft de kuip aan één kant vrij van lijnen.
BEIDE LIJNEN AAN STUURBOORD
Die lijn, die van het systeem naar stuurboord gaat, trekt beneden aan adapter.
BEIDE LIJNEN AAN BAKBOORD
Die lijn, die van het systeem naar bakboord gaat, trekt beneden aan de adapter.
1.6.8.3 AANGRIJPINGSPUNT STUURLIJNEN
In het midden tussen wieladapter en het dubbele blok aan de zijkant worden beide lijnen met vier karabijnhaken verbonden (inbedrijfstelling buitenbedrijfstelling). Als er tussen de stuurkolom en het dubbele blok te weinig ruimte is, kan de koppeling ook tussen het dubbele blok en de achterste blokken gelegd worden.
ATTENTIE: karabijnhaken per paar markeren!
1.6.8.4 SPANNING STUURLIJNEN
Slack in de lijnen kan gecontroleerd/gereduceerd/opgeheven worden door montage van een aanvullend blok dwars op de looprichting met een dunne lijn verbonden b.v. aan de preekstoel.
voor het losmaken van de vier haken wordt dit ene blok eerst losgemaakt.
De karabijnhaken kunnen nu gemakkelijk geopend worden.
Bij het inbedrijfstellen de omgekeerde volgorde toepassen.
1.6.8.5 OVERBRENGINGSVERHOUDING
De wieladapter is geschikt voor mechanische stuurwielsystemen met ca. 2,5 omwentelingen van stop tot stop en een wieldiameter van ca. 60cm. Dat betekent in de praktijk, dat de treklengte van ca. 25cm een halve omwenteling van het wiel bewerkstelligen kan, als er geen overbrengingsverlies zou bestaan.
1.6.8.6 VARIABELE KRACHTOVERBRENGING
De gleuf in de pendulumarm nr. 330 maakt een verandering van de lijnenoverbrenging mogelijk, zie zeilinstructie: hoofdstuk Ideale instellingen , 2.7.1.)
1.6.8.7 KRACHTOVERBRENGING STUURWIEL : VOORBEELDEN
Voorbeeld 1:
Wieldiameter ca. 60 cm
Omwentelingen van stop tot stop= 2,5
Positie ringmoer nr. 315 = ca. midden van de gleuf
Voorbeeld 2
Wieldiameter ca. 100 cm
Omwentelingen van stop tot stop= 1.5
Positie ringmoer nr. 315 = onder in de gleuf
Voorbeeld 3
Wieldiameter ca. 50 cm
Omwentelingen van stop tot stop= 3 4
Positie ringmoer nr. 315 = boven in de gleuf
TEST
De gegevens voor uw schip kunnen het gemakkelijkst in de praktijk vastgesteld worden: Zie Zeilinstructie: Variabele krachtoverbrenging correct ingesteld?( 2.2.7)
1.6.9 STUURLIJNEN EN DE NOODHELMSTOK
1.6.9.1 MECHANISCHE STUURINSTALLATIE
Geen goede manier, omdat er veel kracht nodig is om het aanwezige stuurwiel-systeem vanuit de verkeerde krachtrichting te bewegen (loopt zwaar). Alleen zinvol als de stuurwieloverbrenging van het kwadrant losgemaakt wordt (in geval van nood)
Probeer eens bij een auto door het bewegen van de voorwielen het stuurwiel te draaien.
1.6.9.2 HYDRAULISCHE STUURINSTALLATIE
Het verbinden van de stuurlijnen met de noodhelmstok van een hydraulisch stuursysteem is zinloos, omdat de helmstok de hydrauliek-cilinder niet kan bewegen. Ook een bypass-ventiel kan hier niet helpen, en is alleen dan zinvol als alle overbrengings-componenten van het stuurwielsysteem losgekoppeld worden van het kwadrant (in geval van nood). Als iemand een pendulumsysteem aan een hydraulisch aangedreven hoofdroer zou willen koppelen, kan hij dat beter nalaten, en met de hand gaan sturen !
1.7 HET PENDULUMBLAD/ROERBLAD
1.7.1 MONTAGE ROERBLAD NR.440
Ronde kant naar voren, scherpe kant naar achter.
1.7.2 POSITIE ROERBLAD
Voor een goede balans moet het pendulumroerblad precies in één lijn met de roerschacht naar beneden/achteren staan. Door het roerblad meer naar achteren te stellen wordt de balansverhouding ongunstiger en de kracht op de stuurlijnen minder.
Het roerblad meer naar voren stellen maakt de balansverhouding kritiek :het roer stuurt de windvaan in plaats van andersom).
In beide gevallen worden de prestaties slechter en een correcte werking van het systeem zelfs onmogelijk.
1.7.3 BEVEILIGING TEGEN OVERBELASTING
Bevestigingsbout nr. 435 voor het roerblad nr. 440 licht aantrekken, zodat het roerblad bij een aanvaring naar achteren gedrukt kan worden.
Het roerblad wordt in de schachtvork alleen door wrijving vastgeklemd.
1.7.4 OPHIJSEN PENDULUM
Rode lijn aan ringmoer nr. 431 bevestigen en het andere einde aan preekstoel
borgen.
Na het ophijsen één keer om windvaanschacht nr. 140 en roerschacht nr. 420 leggen en aan preekstoel bevestigen.
Het ophijsen van het pendulum tijdens de vaart is niet mogelijk omdat dan de weerstand te groot is.
Ophijsen bij langzame vaart (< 2kn) is wel mogelijk.
U kunt het pendulum te allen tijde in het water laten zakken.
1.8 WINDPILOT EN AUTOPILOT
1.8.1 MONTAGE / TOEPASSING
De pen voor een Autohelm of een Navico duwtangsysteem is standaard bij elk WINDPILOT systeem op de windvaanhouder nr. 110 aanwezig.
Het gebruik is echter alleen dan verstandig, als u onder zeil op kompaskoers wilt varen.
Bij motorzeilen is het aan te bevelen het hoofdroer direct aan te drijven, d.w.z. aan helmstok of stuurwiel een autopilot te monteren. Bij gebruik van de motor belemmert de turbulentie van de schroef een goede werking van het WINDPILOT systeem, en het stroomverbruik is bij vaart op de motor toch onbelangrijk.
Als de autopilot op de WINDPILOT moet werken, moet men een goede plek bij de preekstoel (ter hoogte van de pen voor de drijfarm) uitzoeken.
De windvaanschacht moet in een positie gedraaid worden, die het geheel in- en uitschuiven van de drijfstang toelaat. Deze positie op de windvaanschacht merken.
Het tweede punt op het schip voor de autopilot aanbrengen, b.v. een blokje hout aan de reling.
ATTENTIE: de autopilot tijdens bedrijf met een borglijn vastzetten.
Bediening: zie Zeilinstructie, 2.0.
1.8.2 MONTAGE BIJ MF 1 5:
Als er reeds een dwarsstang voor de stuurlijnen gemonteerd is, en de bevestiging van de autopilot op het schip op de preekstoel niet mogelijk is, handel dan als volgt: het aanvullende klemstuk nr. 870/875 met de hulpstukken van de autopilot op de bevestigingssteun monteren en lengte en positie overeenkomstig instellen.
2.1 ZEILINSTRUCTIE IN HET KORT
Breng het schip op koers
Laat het pendulum in het water zakken
Breng de windvaan aan
Draai de windvaan in de wind
De windvaan staat nu rechtop
Stuurlijnen met het hoofdroer verbinden
Trim de installatie of (de ketting aan) het hoofdroer.
2.2 ZEILINSTRUCTIE UITGEBREID
2.2.1 BUITEN BEDRIJF
Roerblad in opgeklapte positie houden
Windvaan demonteren
2.2.2.1 INBEDRIJFSTELLING
Schip op koers brengen
Pendulum in het water laten zakken
Windvaan aanbrengen en met de handverstelling in de wind draaien
Windvaan staat nu rechtop
2.2.2.2 CONTRAGEWICHT
De kogel van het contragewicht wijst nu in de richting van de wind
2.2.3 VERBINDING STUURLIJNEN NAAR HET HOOFDROER
2.2.3.1 HELMSTOK
- Lijnen met karabijnhaak verbinden.
- Ketting in helmstokbeslag leggen.
- Eventuele slack/speling opheffen.
- Attentie: Alleen slack/speling opheffen, stuurlijnen nooit spannen ! Grotere wrijving, slechter rendement.
2.2.3.2 STUURWIEL
- Lijnen per paar met karabijnhaken verbinden.
- Slack/ruimte/speling opheffen.
- Attentie: Alleen slack verwijderen, niet spannen (meer wrijving, slechter rendement.
2.2.4 KOERSWIJZIGING/ KEREN
Windvaanschacht met hand of met afstandsbediening draaien, zie graden- verdeling op windvaanschacht nr.140.
2.2.5 TRIMMEN HELMSTOKBESTURING
Bij toenemende wind/loefdruk natrimmen door het anders inleggen van de ketting.
Windvaan moet rond middenpositie werken, zo niet : zeiloppervalk trimmen of reven.
Regel: het systeem kan in ieder geval tot 200 kg trekkracht op het hoofdroer uitoefenen, maar wat helpt het als u met tegenroer zeilt? Trimmen is makkelijker en u zeilt sneller.
U kunt aan de helmstok zien of uw schip beter getrimd kan (moet) worden. Dat blijkt duidelijk als U steeds tegenroer moet geven.
2.2.6 TRIMMEN STUURWIEL
Vergrendeling op adapter losmaken.
Hoofdroer trimmen totdat de boot in balans is.
Vergrendeling weer vastzetten
ATTENTIE: vergrendeling nooit te vast zetten. De adapter werkt als een schijfrem, als de vergrendeling niet te vast zit kan de rem geleiden, b.v. bij overbelasting ,waardoor beschadigingen aan de adapter voorkomen worden.
Onze tip: bij trimveranderingen aan het stuurwiel de vergrendeling(en) iets, maar nooit helemaal losmaken, het trimmen van het stuurwiel is dan makkelijker. Tijdens normaal bedrijf en bij scheepslengtes tot ca. 36 ft is één vergrendeling voldoende. Bij zware omstandigheden ook de tweede vastzetten.
2.2.6.1 TEST: VARIABELE KRACHTOVERBRENGING CORRECT INGESTELD?
Bij volle vaart de windvaan met de hand tot aan de zijdelingse aanslag verdraaien - vasthouden.
Als het pendulum tot ca. 25° zijdelings uitwijkt is de krachtoverbrenging goed.
Als het pendulum minder uitwijkt, ringmoer nr. 345 aan de pendulumarm naar beneden verschuiven (minder weg, maar meer kracht).
Bij helmstokbesturing ook mogelijk: positie aangrijpingspunt op de helmstok veranderen (richting handvat, nooit naar achteren).
2.2.6.2 IDEALE INSTELLINGEN
De pendulumarm moet altijd volledig (ca. 25°) naar elke kant kunnen zwenken. Dit kan ingesteld worden door verplaatsing van de ringmoer nr. 345.
Ons advies: ringmoer eerst in het midden laten en tijdens het zeilen testen.
Loopt de pendulumarm gemakkelijk en snel tot 25° naar de zijkant, ringmoer nr. 345 naar boven corrigeren (grotere hefboomarm).
Opnieuw proberen tot de uitslag van de pendulumarm beperkt wordt (minder dan 25°).
Opnieuw proberen tot volledige uitslag weg van de pendulumarm weer bereikt wordt.
ATTENTIE: bij grotere/zwaardere schepen is het mogelijk, dat de volledige uitslag alleen bij grotere snelheid bereikt wordt.
De kracht van het servosysteem is altijd afhankelijk van de factoren hefboomlengte, roeroppervlak en snelheid. Aan natuurkundige wetten valt niet te ontkomen.
2.2.7 WINDVAAN WINDKRACHT
2.2.7.1 WEINIG WIND
Zet de windvaan exact verticaal voor de grootste gevoeligheid
Dit betekent ook de meeste kracht bij achterlijke/bakstagwind.
De strook spinnakerdoek , telltale, bovenaan de achterzijde van de windvaan verbetert de gevoeligheid.
Attentie: Geen vergrote lichtweer-windvaan gebruiken, behalve als het gewicht identiek is aan dat van de originele windvaan.
Deze stand van de windvaan bij licht weer is bijzonder geschikt voor alle koersen van 90º tot 180°.
2.2.7.2 NORMALE WIND
- Windvaan in een stand van 20° vastzetten (van de wind af).
- Dit is de stand voor aan-de-windse koersen tot ca. 90°.
2.2.7.3 STERKE WIND
Windvaan meer naar achteren laten hellen (meer demping).
Probeer, als de windvaan bij krachtige wind begint te vibreren, deze tot ca. 70° naar achteren laten hellen . Dit geeft een betere demping, rustiger impulsen en dus betere stuurprestaties.
Dit is de geschikte stand voor zeer krachtige wind en storm.
2.2.7.4 IDEALE POSITIE WINDVAAN
De windvaan moet altijd rond de middenpositie werken.
Als de windvaan naar één zijde uitslaat, dan moet de ketting anders op het koppelingspunt op de helmstok gelegd worden, of de adapterpositie (bij het stuurwiel) veranderd worden.
Bij grotere/constante afwijkingen moet de positie van de windvaan met de hand/ met de afstandsbediening gecorrigeerd worden.
Op gradenindeling letten!
ATTENTIE: De gradenaanwijzing op de windvaanschacht nr. 140 stemt maar bij benadering overeen met de aanwijzing van uw windmeter. Oorzaak: aan dek zijn windomstandigheden (door turbulentie) anders dan boven in de mast.
2.2.8 WINDPILOT EN AUTOPILOT
INBEDRIJFSTELLING
Windvaan van de PACIFIC afnemen.
Windvaanschacht in gemerkte positie draaien.
Autopilot aanbrengen/borgen
Stroom aansluiten
Stuurlijnen op het hoofdroer aansluiten.
Autopilot van stand-by op on
ATTENTIE: controleer de polariteit van de autopilot. Als bij het commando SB het systeem naar BB uitslaat moetmoet u de autopilot ompolen.
Bij de meeste autopiloten is het ompolen door eenvoudige tweetoetsen-functie mogelijk (handboek lezen).
Onze tip: het gebruik van een autopilot bij het PACIFIC-systeem is alleen zinvol bij grotere schepen (vanaf ca. 6 t.) als er geen normale autopilot aanwezig is.
2.2.9 BUITENBEDRIJFSTELLING
2.2.9.1 BUITENBEDRIJFSTELLING IN GEVAL VAN NOOD
Stuurlijnen van het hoofdroer loskoppelen
Helmstokbesturing: Ketting van het helmstokbeslag nemen.
Stuurwielbesturing: Vergrendeling aan wieladapter losmaken
Het systeem is nu uitgeschakeld, het pendulum volgt in het kielzog als een hond aan de lijn.
Elke manoeuvre is nu mogelijk.
2.2.9.2 BUITENBEDRIJFSTELLING NORMAAL
Windvaan verwijderen
Stuurlijnen loskoppelen.
Pendulum d.m.v. rode lijn ophijsen.
ATTENTIE: Vóór het ophijsen van het pendulum vaart minderen! Met een snel varend schip is het ophijsen van het pendulum niet mogelijk (de snelheid moet <2 kn zijn) Het pendulum kan echter ook in het water blijven en vóór de haven omhooggeklapt worden.
2.2.10 DEMONTAGE VAN HET SYSTEEM IN HAVEN OF WINTEROPSLAG
Bout nr. 805 losmaken.
Systeem met borglijn beveiligen.
Systeem verwijderen.
Bevestigingssteun blijft aan de spiegel.
Attentie: Bij aan- en afbouw het systeem nooit alleen aan de windvaanschacht nr. 140 vasthouden of optillen, maar altijd aan gietstuk nr.250. De windvaanschacht nr. 140 wordt door 2 M4-bouten op het wormwiel nr. 260 vastgehouden en is op het dragen van het systeem niet berekend.
3.0 ATTENTIE, ATTENTIE, ATTENTIE
Het systeem werkt servo-dynamisch.
Manueel ingrijpen in de beweging van de pendulumarm tijdens het bedrijf is gevaarlijk (risico van klemmen).
Bij de windvaan bestaat het risico van blessures bij het met hand verdraaien van de windvaanschacht (b.v. bij koerswijziging).
Het pendulum kan alleen dan uit het water gehaald worden, als de snelheid lager dan 2 knopen is.
In het water laten zakken is bij elke snelheid mogelijk.
Bij aan- en afbouw het systeem met een veiligheidslijn beveiligen.
Bevestigingsbouten en moeren aan de spiegel regelmatig controleren.
ATTENTIE: Als de bevestigingsbouten losgaan, is de veilige bevestiging van het systeem niet meer gegarandeerd.
Optillen en vasthouden bij montage/demontage van het systeem alleen aan pendulumarm en windvaanschacht!
Het systeem is grotendeels onderhoudsvrij. Zout, zon en vuil zijn echter de natuurlijke vijanden van elke zeiler. Als u zich echter aan de volgende richtlijnen houdt, garanderen wij u een bijna onbeperkte levensduur van het systeem.
4.1 LAGERS
De lagers bestaan uit Teflon, POM en Delrin, materialen die niet gesmeerd mogen worden.
Vet en olie in verbinding met zeewater worden binnen korte tijd hard: de lagers verharsen, plakken en lopen vast.
4.2 REINIGING
Reinigen met zoetwater, grondig spoelen!
Onze tip: in de vochtige avondschemering eerst met zout water goed inweken (ca. 15 min.)
Daarna met zoet water goed afspoelen.
Dit geldt trouwens ook voor het gehele schip! Zoutkristallen en zon maken elk glanzend oppervlak snel dof! Als u na een lange reis over zee uw schip regelmatig inweekt en afspoelt behoudt het zijn glans !
4.3 OVERBRENGING CONISCH TANDWIEL
Twee keer per jaar reinigen.
Daarbij zout en olie verwijderen van lager nr. 328 .
Bij hermontage op juiste positie van de tandwielen letten (zie hoofdstuk 5.0 Troubleshooting).
Lager nr.328 mag absoluut niet gesmeerd worden.
Tapbout nr.334 kan met WD 40/teflonspray ingespoten worden.
Onze tip: als u gedurende langere tijd het systeem niet gebruikt kunt U het beter demonteren of met zeildoek afdekken Door de dauw van elke nacht en de regen spoelen het vuil op het roer en de roerschacht (in opgeklapte positie) in de lagers en daardoor wordt de werking ervan reeds na korte tijd minder. Alleen in opgeklapte positie kan dit gebeuren, in de normale werkpositie is dit niet mogelijk.
DEMONTAGE RONDSEL NR. 305
Rode kap nr. 320 demonteren.
Drijfstang nr. 150 demonteren door bout 163 uit te draaien.
Windvaanschacht nr. 250 demonteren door bout nr.251 los te draaien.
Pendulumarm nr.330 met windvaanschacht nr. 250 van de pendulumas nr. 340 naar voren aftrekken. Attentie: lagerringen nr. 341niet verliezen!
Moer nr. 331 losmaken.
Bout nr. 334 losmaken.
Rondsel demonteren en reinigen.
4.4 DRIJFSTANG NR. 150
Beslist erop letten, dat de moer, nr.156 ,boven, en de koppeling, nr. 160 , altijd gemakkelijk op de drijfstang draaien, evt. losmaken en inspuiten met WD40 spray.
4.5 POSITIE DRIJFSTANG
De moeren nr. 154 zijn instelbaar.
Ideale positie: Windvaan verticaal, pendulumarm nr. 300 verticaal, pendulum nr. 440 in kiellinie, arm van het rondsel nr. 305 op stand 12.15 uur.
4.6 WORMWIEL NR. 260/270
kan van tijd tot tijd met een druppel afwasmiddel of siliconenspray/teflonspray worden gesmeerd.
Als het zwaar loopt, worm 270 demonteren: losdraaien bout nr. 273 en moer nr. 271.
4.7 DE GIETDELEN - PIJPDELEN
Deze werden met lanoline in elkaar gezet en kunnen ook na langere tijd gemakkelijk weer uit elkaar genomen worden.
Pijpdelen van tijd tot tijd met was behandelen.
4.8 LANOLINE
Voor alle vaste schroefverbindingen is lanoline gebruikt, om elektrolytische reacties te voorkomen.
Overigens is lanoline ook voor andere schroefverbindingen aan boord zeer geschikt.
Ook heerlijk als handcrème !
4.9 ANTIFOULING
Het pendulumblad nooit met antifouling schilderen!
Het roerblad is alleen in het water als het systeem in gebruik is. Daarom is aangroei nauwelijks mogelijk.
Voor het reinigen: Opklappen.
In opgeklapte positie kan antifouling in de lagers lopen en de werking bemoeilijken of onmogelijk maken.
Ons advies: Pendulumblad alleen lakken.
4.10 WINDVAAN
Als u een reserve windvaan maakt/gebruikt moet u beslist het gewicht controleren, het moet identiek zijn aan dat van de originele vaan.
ATTENTIE: Ook lakverf kan het gewicht van de vaan veranderen. De gelakte vaan moet dus het gewicht hebben van de originele vaan.
Alleen als de windvaan en het contragewicht gevoelig op elkaar zijn afgesteld kan het systeem ook bij weinig wind een fijn stuursignaal geven.
Contragewicht ten hoogste 50g zwaarder dan de windvaan
De windvaan mag nooit zwaarder zijn dan het contragewicht.
4.11 TELLTALE
Deze heeft een belangrijke functie bij lichte wind. Als de wind het windvaanblad niet meer kan bewegen, levert een fladderende telltale nog steeds een stuurimpuls.
5.1 SYSTEEM STUURT NAAR DE VERKEERDE KANT
Lijnenverbinding naar stuurwiel foutief verbonden, zie Koppeling stuurlijnen, 1.6.9.3)
5.2 SYSTEEM WERKT ONVOLDOENDE
Is de positie van het pendulumblad juist?
Zie hoofdstuk Pendulumblad 1.6.11! Of
.
5.2.1 POSITIE PENDULUMBLAD
Te ver naar achteren (ondergebalanceerd): Het systeem kan alleen bij lage snelheid sturen, bij grotere niet, de balans is onjuist.
Te ver naar voren (overgebalanceerd): Het systeem kan niet meer werken omdat de stuurimpuls van het roer aan de windvaan gegeven wordt en niet meer andersom.
Bij een overgebalanceerd pendulumblad zal de pendulumarm bij het induiken in het water direct naar de zijkant gaan en niet in de middenpositie terugkomen.
5.2.2 LIJNENOVERBRENGING FOUTIEF
Is de hoek van de stuurlijnen correct? Zie hoofdstuk Stuurlijnen, 1.6.
Dwarsbalk noodzakelijk? Zie hoofdstuk Stuurlijnen 1,6.
Stuurlijnen controleren op speling, rek, slack. Zie hoofdstuk Stuurlijnen, 1.6.
5.2.3 PENDULUM WERKT NIET 25° NAAR ELKE KANT
Zie hoofdstuk Variabele krachtoverbrenging,1.6.9.6 en Ideale instellingen., 2.7.1
5.3. SYSTEEM LOOPT ZWAAR
5.3.1 BIJ DE WINDVAAN
Is windvaandrager nr. 110 op as nr.113 makkelijk te draaien?
Schroefverbinding nr. 113/116 controleren en evt. naregelen.
Zijn de verbindingen op de drijfstang nr. 150 en bovenste en onderste cardan juist?
Beide schroefverbindingen moeten zo afgesteld zijn, dat de cardandelen vrij kunnen draaien.
Bovenste schroef nr. 301 op de pendulumarm mag niet vastgetrokken worden, Lager nr.328 loopt dan te zwaar!
5.3.2 BIJ DE ROERSCHACHT
Installatie moet gedemonteerd en gereinigd worden!
5.3.3.1 DEMONTAGEVOLGORDE
Installatie van de spiegel afnemen.
Rode kap nr. 320 afnemen.
Schroef nr. 254 verwijderen
Schachtas nr. 255 binnen het conische tandwiel nr. 253 naar beneden uitdrukken.
Positie van de conische tandwielen t.o.v. elkaar merken.
Lager nr. 328 reinigen.
5.3.3.2 MONTAGEVOLGORDE
Positie van de conische tandwielen t.o.v. elkaar: hefboomarm van het rondsel nr.305 wijst op 12.15 uur.
Pendulumarn verticaal.
Roerblad in het vlak van kiel en steven.
Boring in conische tandwiel nr.253 in overeenstemming met boring in schachtas nr. 255.
5.3.4 BIJ DE LIJNENOVERBRENGING
Lopen de blokken licht?
Overbrenging te lang?
Afstand tot stuurwiel te groot (tot het midden van de kuip)?
Loopt het hoefdroer te zwaar?
Loopt stuurwielsysteem te zwaar?
5.4 DRIJFSTANG VERBOGEN
Balansverhouding pendulumblad nr. 440 controleren.
zie hoofdstuk Pendulumblad.(1.6.11)
Rechtbuigen drijfstang geen probleem.
5.5 WINDVAANSCHACHT LOS
Bouten nr.251 en nr. 805 vasttrekken.
5.6 TRILLINGEN IN HET ROERBLAD
Positie roerblad nr. 440 in gaffel nr. 430 veranderen
Roer iets naar achteren verzetten.
Roer loopt rustiger
Bout nr. 435 niet te vast zetten (bescherming tegen overbelasting).
Demontage en montage kunnen met behulp van de onderdeel-tekeningen verricht worden.
Als gegoten delen gebroken zijn en er geen delen beschikbaar zijn: de aluminium-gietdelen kunnen gelast worden als beide breukvlakken met de lasbrandervlam enkele minuten sterk verwarmd worden. Voor het daarp volgende lassen mag alleen een aluminium-lasapparaat gebruikt worden!
Een windvaan kan van 6mm multiplex (watervast) gemaakt worden (zie hoofdstuk Windvaan.,4.9.
Enige speling op de pendulumasbout nr. 340 is niet erg, het systeem zal toch correct werken.
PENDULUMBLAD
Het pendulumblad kan evt. door een houten plank (ca. 120x900x20mm) vervangen worden. Ook een niet-geprofileerd pendulumblad zal werken. Attentie: balansverhouding = 20%. Dat wil zeggen, dat 20% van het roervlak zich vóór de roeras bevindt. Eventueel door verdraaien van het roerblad uitproberen! Regel: De windvaan moet altijd het roer aansturen en nooit het roer de windvaan. Dit kan makkelijk gecontroleerd worden: bij het te water laten van de pendulum bij varend schip zal de pendulumarm nr. 360 meteen naar de zijkant lopen en de windvaan uit de middenpositie naar de zijkant draaien. Corrigeren!
Neemt u s.v.p. voor verdere vragen contact met ons op:
Hoofdvestiging:
tel. +49 40 652 52 44
fax + 49 4068 65 15
e-mail: peter@windpilot.com
windpilot@t-online.de
Wij doen wat wij kunnen!